woensdag 26 maart 2014

Onbehagen, onrust, paniek!!!!! Of 'de angst om onbestaanbaar te blijken'



Ik ben bang voor het leven. Dat ik het niet kan ofzo. Dat ik op een kwade dag door de mand zal vallen en dat er dan klinken zal: gefaald, afgeschreven, mislukt exemplaar. Ik weet ook wel dat het een onzinnige angst is, want wie zou dan die stem moeten zijn die dergelijke onzin verkondigen gaat en dan ook nog over mij, wat helemaal onzinnig is, aangezien ik juist zoveel positieve klanken hoor over wie ik ben en hoe ik ben en hoe ik de dingen doe die ik doe. 
Vanwaar dan toch die angst? Het is een onverklaarbare en tegelijkertijd existentiële angst. Een angst van het type waar niet omheen of langs te denken valt, omdat daarmee de angst uitsluitend groter en geniepiger zich aandienen zal in de meest stompzinnige vormen die er maar te bedenken zijn. 

Is het oplosbaar, een dergelijke angst? Ik ben bang van niet. Maar wie ben ik om daar een mening over te hebben, ik onderga de angst, een slechtere beoordelaar kan er toch niet zijn. 

De angst uit zich als een klein geniepig prutsplekje ergens in mijn onbewuste denken, dat zich voorzichtig een weg baant naar mijn bewuste denken. Hoe stiller mijn omgeving is, letterlijk danwel figuurlijk, hoe geniepiger het prutsplekje terrein veroveren kan. Het hoeft me er maar aan te herinneren dat ik door stilte omgeven ben en ziedaar, de kleine geniepige substantie krijgt voedsel om te groeien en vormt een laagje op mijn denken. Elke gedachte zal vanaf nu gekleurd zijn door dit laagje en me ervan overtuigen dat het laagje werkelijker is dan welke gedachte ook. Het breidt zijn werkterrein uit, nu is ook het bewuste denken ervan doordrongen aan het raken dat de stilte wel lang duurt en wel heel groot is en dat er vast niemand bereid en nog minder in staat is om contact te leggen met mij, aangezien ik in zekere zin die moeite helemaal niet waard ben. Mijn bewuste denken doet nog heldhaftige pogingen deze sluipmoordenaar de mond te snoeren, maar de keel dichtknijpen voert wat ver en dus krijgt de zachte stem wederom ruimte voor het voordeel van de twijfel en is de stilte wederom bewijs van eigen gelijk dat ongelijk zou hebben moeten blijven. 

Aanvankelijk vond nog een soort van strijd plaats, na verloop van tijd is daarvan niets meer terug te vinden. De lijdzaamheid van het bezitten van een ziel neemt de overhand in een allengs duister wordende gedachtengang, waarbij droefheid wegens het in de steek gelaten zijn en vaag onbehagen over het onrecht dat daarmee geschiedt en eveneens een heel ministukje woede dat zich in een angstig hoekje verbergt opdat het niet vernietigd worden zal door het kleine geniepige prutsplekje dat inmiddels een heel wat kleiner en nog veel geniepiger plekje zonder enig gepruts geworden is, elkaar de ruimte geven. Het professioneel ogende prutsplekje is intussen geniepig door aan het gaan met onrust zaaien om storm te kunnen oogsten. De storm van de algehele paniek die toe dreigt te slaan bij voortduren van stilte en het idee dat daaraan gekoppeld is dat van enige interesse van wie dan ook geen sprake meer zijn kan. Hoe deze slag ooit gewonnen worden kan is raadselachtig en ongewis. De prutsplek groeit door en de tegengeluiden verstommen meer en meer, tot stilte alomtegenwoordig lijkt te zijn en het bewuste denken van de eerste plek verdrongen is, om ruimte te maken voor het paniekgevoel dat allesoverheersend aanwezig is in elke porie die nog openstond en dus in beslag genomen kon worden. 
Hoe het nog mogelijk is verslag te doen van deze paniek is raadselachtig, het zal een ander deel van het denken zijn dat tot dergelijke observaties nog in staat is. Paniek, het duistere monster heeft meer en meer omvang gekregen en laat zich eenmaal ontwaakt niet eenvoudig verjagen. Toch zal er een poging gedaan dienen te worden wil niet de totale ondergang het toekomstige lot gaan zijn. En lot, daar is geen kruid tegen gewassen, voorkomen is dus van het allergrootste belang. 


Beteugelen van angsten is een dagtaak en een monnikenwerk. Het is keer op keer zoeken naar de minutieuze ruimte die er nog is temidden van de duisterste duisternis, om een plekje van licht te blijven ervaren en zien en daar de aandacht geheel en al naar toe te trekken, te duwen, te bewegen op welke wijze dan ook. Het duister kan het niet voor eeuwig winnen,  er komt een andere tijd, zoveel is zeker. De vraag is echter wanneer die tijd geen tijdelijkheid meer zijn zal. Immers, keer op keer schijnt het kleine geniepige prutsplekje dusdanig ruimte te eisen en te verwerven dat blinde paniek toe kan slaan. Hersenkrakers zijn het, die paniekmomenten. Ze onder controle krijgen een zware opgave. Er begrip voor vinden in een omgeving die dergelijke ervaringen niet aan den lijve heeft ondergaan, geen sinecure. 

Dit relaas is er een poging toe. Hoort zegt het voort. Voor ieder die er voordeel van ervaren kan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten